Groep Graafrechten

Op 18 december 2018 heeft het Europees Parlement de Europese Elektronische Communicatie Code (EECC) vastgesteld. De Code voegt een nieuwe regelgevingsdoelstelling toe in vorm van het stimuleren van toegang tot en afname van vaste en mobiele hogesnelheidsnetwerken in de Europese Unie. Ter stimulering van infrastructuurconcurrentie kunnen nationale regelgevende instanties als ACM aanbieders met aanmerkelijke marktmacht verplichten te voldoen aan redelijke verzoeken tot toegang tot civiele infrastructuur. De Code stimuleert de uitrol van hoge snelheidsnetwerken. De criteria voor hogesnelheidsnetwerken zullen door de Body of European Regulators for Electronic Communications (BEREC) worden neergelegd in richtlijnen die uiterlijk 21 december 2020 in werking dienen te treden. De EECC moet worden geïmplementeerd in Nederlandse regelgeving. De consultatieversie van het wetsvoorstel wordt in juni 2019 verwacht.

Groep Graafrechten

De Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten (Wibon) is de implementatie van de Europese Richtlijn kostenreductie breedband. Het doel van de richtlijn is om de kosten van de aanleg van breedbandnetwerken te verlagen met het oog op de breedbanddoelen van de Europese Commissie voor 2020. Deze doelen zijn dat in 2020 50% van de huishoudens internet met snelheden van minimaal 100 Mbps gebruikt en 100% van de huishoudens toegang heeft tot internet van minimaal 30 Mbps. Voor een groot gedeelte heeft Nederland deze doelstellingen reeds gehaald; 97% van de burgers en 91% van de bedrijven is aangesloten op een breedbandnetwerk. Om de breedbanddoelen te bereiken maakt de Wibon het mogelijk dat telecomaanbieders (mede)gebruik kunnen maken van de infrastructuur van andere netwerken. Dit betekent dat telecomaanbieders – onder redelijke voorwaarden – toegang krijgen tot de fysieke infrastructuur (zoals buizen, masten, kabelgoten, straatkasten, antenne-opstelpunten) van bijna alle nutsbedrijven die infrastructuur aanbieden (telecom, elektriciteit, gas, verwarming, afval- en rioolwater en beheerders van spoorwegen, wegen, havens en luchthavens). Om dit mogelijk te maken moet door de netwerkbeheerders informatie worden verstrekt op grond waarvan de aanbieder inzicht kan krijgen in de locatie en aard van andere netwerken, om zo te kunnen beoordelen of medegebruik zinvol is.